Nederland is de laatste vier jaar opnieuw warmer geworden. Ook is er meer neerslag gevallen. Het aantal stormen is juist afgenomen. Dit blijkt uit onderzoek van het KNMI.
Alle seizoenen waren de afgelopen vier jaar veel warmer dan normaal, dat wil zeggen afwijkend van het langjarig gemiddelde uit de jaren tussen 1960 en 1990. De afgelopen vier jaren zijn volgens het KNMI alle beland in de hoogste regionen van de reeks warme jaren sinds 1901.
Deze reeks wordt met 10,9 graden Celsius aangevoerd door de jaren 1990, 1999 en 2000. Direct daarna volgt het jaar 2002, waarin het gemiddeld 10,8 gaden Celsius bedroeg. ,,De conclusie is dat de jaargemiddelde temperatuur in De Bilt de laatste decennia ondubbelzinnig een opwarming laat zien.''
Deels in samenhang met het warmere weer nam ook de neerslag toe, zo stelt het KNMI. Van 1999 tot en met 2002 was het ,,natter dan normaal'', vooral door nattere winters. Het aantal stormen per jaar is de afgelopen decennia afgenomen.
De gevolgen van de hogere temperaturen zijn bekend. Het groeiseizoen in de natuur wordt langer; in de afgelopen eeuw is dit meteorologische groeiseizoen met ongeveer 25 dagen verlengd. Vorig jaar bedroeg het groeiseizoen 321 dagen, te beginnen op 21 januari en eindigend op 8 december.
Ook is de behoefte aan het verwarmen van woningen aan het afnemen, aldus het KNMI. Die stookbehoefte begint doorgaans bij temperaturen onder de 17 graden Celsius. Uit een studie van de Gasunie blijkt dat de huidige opwarming in Nederland over vijf jaar ,,waarschijnlijk'' geleid heeft tot een daling van de aardgasafzet met 1 procent. De dalende stookbehoefte betekent overigens niet dat het energieverbruik daalt, stelt het KNMI. Want het aantal airconditioners zou bijvoorbeeld weer sterk kunnen stijgen.
De stijging van de jaartemperaturen is vooral toe te schrijven aan warmere winters en lentes, blijkt uit het vandaag gepresenteerde onderzoek. Opmerkelijk is dat het KNMI deze opwarming niet alleen toeschrijft aan de wereldwijde klimaatverandering als het gevolg van vooral het broeikaseffect, waarmee Nederland min of meer in de pas loopt, maar daarnaast ook aan ,,veranderingen in de overheersende windrichting''. Die hebben de opwarming van Nederland nog eens ,,versterkt''. De late winters en vroege lentes zijn de afgelopen halve eeuw ,,aanmerkelijk warmer'' geworden doordat de wind vaker uit het zuidwesten is gaan waaien. ,,De wijzigingen in het windklimaat houden mogelijk verband met de door de mens veroorzaakte afbraak van de ozonlaag en versterking van het broeikaseffect.''
Recent internationaal onderzoek suggereert volgens het KNMI een verband tussen het West-Europese windklimaat en de afkoeling van de lucht op grote hoogte. In de winter gaat een relatief lage temperatuur in de ozonlaag boven de Noordpool, zoals de afgelopen jaren is gemeten, samen met een sterkere westenwind aan het aardoppervlak.
WINDRICHTING - In toekomst nog warmer
,,In ons land leidt dat op leefniveau in de winter en in de lente tot hogere temperaturen. Hierin schuilt een deel van de verklaring voor het warmere klimaat dat we de laatste tientallen jaren beleven'', aldus het KNMI. De onderzoekers houden nog wel een slag om de arm: ,,Het feitelijke wetenschappelijke bewijs hiervoor is evenwel nog niet geleverd.''
De afkoeling van de lucht op grote hoogte is een gevolg van menselijk handelen. De afkoeling wordt veroorzaakt door de afbraak van de ozonlaag én, op het eerste gezicht paradoxaal, door toename van broeikasgassen. ,,Het punt is hier dat het broeikaseffect de lagere atmosfeer opwarmt, als het ware ten koste van de hogere atmosfeer'', aldus de onderzoekers.
De komende decennia verwacht het KNMI nog grotere klimaatveranderingen. De invloed van de mens neemt toe waardoor in de loop van de 21ste eeuw de wereldgemiddelde temperatuur verder stijgt met één tot zes graden. Dat leidt tot meer neerslag en een zeespiegelstijging met tien tot negentig centimeter. In Nederland heeft dat gevolgen voor de waterhuishouding, aldus het KNMI.
Copyright: NRC Handelsblad
|